Op grond van de WWZ mag sinds 1 januari 2015 in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen een concurrentiebeding worden opgenomen indien de werkgever schriftelijk aangeeft dat dit vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen noodzakelijk is. Deze bepaling geldt voor contracten voor bepaalde tijd die na 1 januari 2015 zijn aangegaan. Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt deze restrictie niet.
Indien een werkgever (na 1 januari 2015) in een tijdelijke arbeidsovereenkomst toch een concurrentiebeding wil opnemen, dan moet hij daarbij schriftelijk motiveren om welke belangen het gaat en waarom die belangen opname van het concurrentiebeding noodzakelijk maken. Het moet daarbij gaan om tijdelijke specifieke werkzaamheden of om specifieke functies die maken dat het voordeel van de werkgever bij opname van het concurrentiebeding opweegt tegen het nadeel daarvan voor de werknemer.
Inmiddels zijn er al een aantal uitspraken gewezen over het concurrentiebeding. Hieruit blijkt dat de werkgever het concurrentiebeding goed moet motiveren. Verder zien we dat de belangen van de werknemer al snel prevaleren boven die van de werkgever in het kader van de beoordeling of het concurrentiebeding als onredelijk bezwarend geldt. Zo oordeelde de kantonrechter te Groningen in haar uitspraak van 8 maart 2016 (werknemer / Uitzendmarkt B.V.) dat de het concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet voldeed aan motiveringsplicht ex artikel 7:653 BW. Hieraan werd toegevoegd dat veronderstellendewijs de werkgever wel aan haar motiveringsplicht zou hebben voldaan, er aanleiding was om aan te nemen dat werknemer door het concurrentiebeding onbillijk zou worden benadeeld. Linksom of rechtsom: de werkgever trok aan het kortste eind.